India staat ook bekend als Bhārat. Het woord bhārat bestaat uit 2 delen: ‘bhā’: licht en kennis ‘rata’: zich verbinden/ verweven met De bhāratiya cultuur heeft als motto om zich te verbinden met licht, kennis en inzicht, met als doel het dat elk individu zich kan ontplooien en een vervuld leven kan leiden.
Met ‘eenieder’ wordt de individuele ziel, de jivātmā bedoeld. In de bhāratiya cultuur worden alle wezens die leven in water, lucht en op de aarde als individu gezien. Dus planten, dieren en mensen zijn allen vormen van leven die als individu worden gezien. En de vedische ziener (ṛṣī) wenst geluk, inzicht en een leven zonder pijn en leed voor eenieder.
De kern van de Indiase filosofie wordt beschreven in de sāṅkhya, yoga en vedānta. Deze geschriften gaan over ‘een wijze van leven’. Hoe het denken, liefde en handelen (hoofd, hart en handen) te stroomlijnen. Sāṅkhya en yoga gaan vooral over het tenietdoen van leed en vedānta over het vestigen van jezelf in geluk (ānanda). Dit is een belangrijk punt om te realiseren. Zolang de mens zijn of haar leed niet wegneemt kan deze zich niet vestigen in ānanda.
Sāṅkhya is een onderwijzing waarin onderscheidingsvermogen en logisch redeneren de boventoon voeren. Yoga legt het uit hoe dit toe te passen in het dagelijkse leven. Je kan het zien als theorie en praktijk. Deze filosofie wordt verder in detail uitgelegd in de vedānta. Tevens wordt in de vedānta verteld over de ervaring die wordt opgedaan door het toepassen van yoga.
De Bhagavad Gītā bevat de kernboodschap van sāṅkhya, yoga en vedānta. De ideale persoon in de Gītā wordt aangeduid als o.a. sthitapragya en yogi. Deze persoon heeft de kennis van sāṅkhya, de kracht van yoga en de ervaring van vedānta.
Zes elementen van de kern van de Indiase filosofie Er zijn zes elementen die de kern van de Indiase filosofie vormen. Deze worden genoemd in de volgende verzen van de Bhagavad Gītā:
Jarāmaraṇamokṣāya māmāśṛtyayatanti ye Te brahma tadvaduḥ kṛtsnamadhyātmaṁ karma cākhilam
Sādhibhūtādhidaivaṁ māṁ sādhiyagyaṁ ca ye viduḥ Prayāṇakāle’pi ca māṁ te viduryuktacetasaḥ
(Gītā 7.29-30)
Als je van ouderdom en dood verlost wilt worden, neem dan toevlucht tot mij. Het resultaat is dat je volledige kennis krijgt van (1) brahma, (2) adhyātma (spirituele), (3) karma, (4) adhibhuta (wereldse), (5) adhidaiva (universele) en (6) adhiyagya (goddelijke in ons). Tevens ben je op het moment van overlijden verbonden met mij.
Ouderdom en dood zijn grote oorzaken van leed. In deze context wordt ouderdom niet alleen fysiek bedoeld, maar ook mentaal. Eigenschap van ouderdom is ‘het leven in het verleden en daar genoegen uit halen’. Na ouderdom staat de dood te wachten. De dood scheidt ons van onze naasten, deze gedachten veroorzaken een enorme angst.
Het voorkomen van leed kan door inspanning op het spirituele pad. Hierdoor wordt kennis verkregen van de zes kernelementen van de Indiase filosofie. De elementen worden in de volgende nieuwsbrieven verder uitgelegd.
Gebaseerd op lezingen van Guruji over hoofdstuk 8 van de Bhagavad Gītā Door Rishi Soekhai
|